Op 10 mei 1940 in de vroege ochtend maakte het Duitse leger een einde aan de illusie dat Nederland net als in de Eerste Wereldoorlog neutraal zou blijven. Ons leger was te zwak om de gehele grens te beschermen en dus werd gekozen om alleen de “Vesting Holland” (globaal wat nu de Randstad is) echt te verdedigen. Langs de grens waren wel troepen gelegerd, maar deze moesten na alarmeren terugtrekken op de aangelegde verdedigingslinies verder in het binnenland. Zo moesten de troepen langs de grens van Groningen zich terugtrekken op de afsluitdijk en de troepen in Brabant (daar gelegerd om ons zogenaamd te beschermen tegen België i.v.m. de neutraliteit) richting Zuid Holland en Utrecht. Dit zou tevens de ruimte geven aan Duitse troepen om via Limburg en Brabant België in te trekken (wat in de Eerste Wereldoorlog verwacht maar niet gebeurt was) en de rest van Nederland zonder echte gevechten ongemoeid te laten. Het zou anders lopen. De Duitsers hadden een plan bedacht om de oorlog in 1 dag te beëindigen.
Het plan was om met parachutisten en luchtlandingstroepen de vliegvelden Ypenburg, Ockenburg en Valkenburg rond Den Haag in te nemen en vervolgens de stad binnen te trekken. Daar konden dan de Koningin, regering en de militaire top gevangen worden genomen waardoor het leger zonder leiding kwam te zitten en de oorlog in 1 dag over zou zijn. Om deze troepen snel te kunnen ontzetten zou het Duitse leger van verschillende kanten de Vesting Holland aanvallen. Om dit mogelijk te maken werden de bruggen bij Dordrecht en de Moerdijkbruggen bezet door parachutisten. Ook de bruggen bij Rotterdam moesten worden bezet. Hiervoor landen luchtlandingstroepen op vliegveld Waalhaven en werden ongeveer 120 soldaten met watervliegtuigen bij het Noordereiland aan land gezet die de bruggen moesten bezetten tot de troepen van Waalhaven waren aangekomen. Verder zouden een aantal bruggen in Brabant moeten worden bezet, waarbij op sommige plaatsen Duitsers werden ingezet in Nederlandse uniformen. Over dit “tapijt van parachutisten” zou een tankeenheid oprukken om de Duitse troepen in Den Haag te ontzetten (in 1944 zouden de geallieerden hetzelfde proberen, eindigend in de slag om Arnhem).
Op 10 mei begon de dag voor de Nederlandse militairen op Ypenburg met een bombardement, direct gevolgd door de landing van parachutisten die het vliegveld moesten veroveren zodat vliegtuigen met luchtlandingstroepen konden landen om troepen en uitrusting te lossen voor de intocht in Den Haag. Dit liep faliekant mis. Parachutisten raakten verspreid (1 landde op het dak van een woning op de Brasserskade) en het vliegveld kon niet op tijd veroverd worden. Toen de vliegtuigen met luchtlandingstroepen begonnen te landen, werden zij onthaald op een spervuur van kogels door Nederlandse troepen (waaronder een aantal pantserwagens met machinegeweer) en de vliegtuigen kwamen brandend tot stilstand zonder overlevenden. Ook de Luchtafweer van de LAD wist meerdere vliegtuigen neer te schieten die rondom de stad neerstorten of noodlandingen moesten maken. De landingsbaan was onbruikbaar geworden en andere vliegtuigen weken uit naar o.a. de snelweg Den Haag – Rotterdam waar zij (veelal beschadigd) landen. Ypenburg werd door de Nederlanders heroverd, waarbij echter door een Engels bombardement nog een aantal slachtoffers vielen. Inmiddels waren de troepen van het 3e Depot bataljon en TH- Compagnie slaags geraakt met parachutisten en luchtlandingstroepen die tussen Delft en Rotterdam geland waren. Zij hadden haastig een verdedigingslinie opgeworpen langs de Emmalaan en Jaffalaan. Parachutisten die het gebouw van de Porceleyne fles hadden bezet en de haspelmakerij van de kabelfabriek werden verjaagd, waarbij de haspelmakerij afbrandde. Ook het Kruithuis werd door parachutisten aangevallen. De daar aanwezige adjudant van de Artillerie wist met ondersteuning van een paar soldaten van de TH-compagnie en een paar met karabijnen bewapende politiemensen de aanval af te slaan. (In de volgende dagen werden deze troepen teruggedreven op Overschie waar zij tot de capitulatie bleven). De Zuidkant van Delft werd versterkt om een eventuele Duitse pantseraanval richting Den Haag vanuit Rotterdam af te slaan. Daar de Duitsers de Noordzijde van de bruggen in Rotterdam niet in handen hadden weten te krijgen zou deze aanval nooit komen, maar volgde op 14 mei het bombardement op de stad om de doorbraak te forceren.

Voor de Duitsers was de uitkomst van de gevechten dramatisch. Een groot deel van de Duitse luchttransportvloot lag brandend of onherstelbaar beschadigd op Nederlandse bodem. Een klap die zij nooit te boven zijn gekomen. Gedurende de rest van de oorlog is er een gebrek aan transportvliegen geweest om b.v. bij Stalingrad de ingesloten troepen te bevoorraden. Verder werden deze vliegtuigen gevlogen door instructeurs van de Duitse Luftwaffe, waarvan er vele niet meer zouden terugkeren. Verder waren er onder de parachutisten en luchtlandingstroepen (elite soldaten die een lange en dure opleiding hebben gehad) grote verliezen ( waaronder 1200 militairen die op het laatste moment via IJmuiden naar Engeland waren overgebracht).
Ook onder de Nederlanders waren er slachtoffers te betreuren. Militairen (zoals Piet Koet die op de Emmalaan sneuvelde en begraven is op het Jaffa), maar ook burgers (zoals de heer de Fouw die bij het bombardement op de Wippolder omkwam in zijn woning aan de Nassaulaan en pas na dagen uit de ruïne kon worden gehaald).